Ik ben maar een keer in China geweest, drie maanden, als onderdeel van een reis van een half jaar, van Indonesië, Singapore, Maleisië, Thailand, Hongkong, China en Pakistan.
In Xi´an (foto) is het eerste wat ik doe een treinkaartje kopen naar Beijing. In China is een hotel zo geregeld, maar een treinkaartje is wat anders. Op het station krijg ik te horen dat ik naar het centrum voor toerisme moet, een uurtje lopen tenzij je de bus wilt proberen. De volgende dag, in dat centrum voor toerisme, zie ik vele loketten, de meeste onbemand. Boven elk loket staan diverse bestemmingen die je daar kan kopen, helaas in het Chinees (mandarijn). Nu heb ik een truc achter de hand. Ik heb een goede kaart (Bartholomew) en ik heb ook een Chinese kaart. Door die dingen te vergelijken weet ik hoe bv. Beijing eruit ziet in Chinese karakters, een soort t met een omgekeerde t er tegenaan, gevolgd door nog een teken. Dit patroon moet ik dus zoeken op de lijst boven elk loket, om zeker te zijn dat ze daar de tickets naar Beijing verkopen.
Na lang wachten stuurt de dame achter het loket me terug naar het trein station. Ik loop maar weer een uurtje terug, en heb vele aha-erlebnissen. Op het station kunnen ze niet veel voor me doen. Het beste kan ik naar het centrum voor toerisme. Nou, ik ken de weg onderhand, en ik ga terug. Onderweg een fikse wolkbreuk tegengekomen, en drijfnat kom ik weer aan bij het centrum voor toerisme. Het loket, dat ik al ken van de vorige keer, blijkt gesloten. Een dame achter een ander loket, met andere bestemmingen, herkent me. Ze krijgt waarschijnlijk medelijden met die verzopen kat voor haar, en biedt me een kaartje aan voor de lokale prijs. Dat scheelt toch een 40%. (raar trouwens dat toeristen meer moeten betalen in een communistisch land, waar iedereen gelijk is). Toch weer een dag naar de klote, in Xi´an.
Xi´an is een miljoenenstad, zoals zoveel Chinese steden. Het oude centrum is ommuurd, een massief vierkant van vijf bij vijf kilometer. Erg imposant. Ik heb er nog de ganzen pagode (foto) bezocht, maar het hoogtepunt is natuurlijk het terracotta leger (foto). Een aantal jaren geleden vond een boer, die een put aan het slaan was, een terracotta hoofd. Er bleek een complete soldaat van terracotta aan vast te zitten, en daarnaast nog een. Uiteindelijk zijn er duizenden gevonden. Een leger van terracotta die op 15 km afstand van het graf van de eerste keizer Shin Shewang Di (of zoiets) de wacht houdt. Elk beeld heeft zijn eigen gezichtsuitdrukking, zijn eigen pose en karakter. Heel erg mooi. Zeker de moeite waard. De keizer zelf ligt begraven onder een grote kunstmatige heuvel. Het schijnt dat zijn graf wordt bewaakt door automatische pijlen, die heden ten dage nog scherp zijn. Dat wil ik graag aannemen, want zulke wapens zijn ook bij het terracotta leger gevonden. Metallurgisch gezien waren die oude chinezen hun tijd ver, ver vooruit.
Ik fiets van Xi´an naar Banpo, waar een nederzetting is gevonden van een van de oudste mensachtige voorouders. Leuk, maar ik blijf me verbazen over de lijken die daar opgebaard zijn, verdronken mensen uit de vorige eeuw, in een plexiglazen kist. Wat heeft dat nou met Banpo te maken. Toch is dat waar de Chinese toeristen voor samendrommen.
Daarna ga ik met de trein naar Beijing (Peking). Op het enorme station van Xi´an zitten vele passagiers binomiaal verdeeld in de wachtkamer. Na een half uurtje zit iedereen tegenover mij. Iedereen die met e rug naar me zat, is tegenover me gaan zitten. Een vrouw slaat haar kindje om de oren, als die niet luistert naar haar commentaar dat daar een gringo zit, ze bedoelt eigenlijk een soort aap. (goolemaps)
Beijing is een heel bijzondere stad waar sommige buurten toch een dorpssfeertje hebben, en andere wijken overeenkomsten hebben met moderne Russische wijken. Daarnaast rukt ook de amerikaanse invloed op, met de eerste Kentucky Fried Chicken in China (foto)
, aan het plein van de hemelse vrede (Tian an Men) (foto)
. Ik heb eerst geen geluk met de jeugdherberg. De receptioniste wil dat ik onmiddellijk inschrijf en mijn paspoort tevoorschijn haal. Die draag ik echter op mijn lijf, en daarvoor moet mijn t-shirt uit. Daarom wil ik eerst de kamer zien. De receptioniste blijft herhalen dat ze mijn paspoort wil, terwijl ik uitleg waarom niet. Uiteindelijk zeg ik haar dat ik voor haar niet uit de kleren ga. Nu is de jeugdherberg opeens volgeboekt. Ze wil nog wel een taxi voor me bellen, en ik ga naar een leuk hotelletje.
In Beijing ben ik twee keer naar de verboden stad geweest (foto)
, het paleis van de chinese keizers en inderdaad zo groot als een stad. De eerste keer neem ik mijn walkman mee, en luister terwijl ik door de keizers´ troonkamers (zie hiernaast) en persoonlijke vertrekken wandel, naar de soundtrack van The Last Emperor. De tweede keer huur ik de cassetterecorder bij de ingang, en hoor hoe Peter Ustinof op gezellige wijze me vertrouwd probeert te maken met het paleis.
Het zomerpaleis (foto)
is ook absoluut de moeite waard. Ik hoorde dat de moeder van de laatste keizer per se een meer wilde hebben, en dat er dus een gegraven is. Ze wilde ook een marmeren “boot”, waarmee ze het halve budget van de marine heeft geclaimd. Het zomerpaleis is echt schitterend, waar de verboden stad toch redelijk aan het afbladderen is. De dakpannen hebben beeldjes van goden en halfgoden (foto)
, elk wandpaneel is tot in de puntjes verzorgd, en ook op grotere afstand zijn de verhoudingen indrukwekkend, imponerend maar wel goed in balans.
Daarna naar de Chinese Muur (zie hiernaast). Die is werkelijk kolossaal. Recent zijn in de Gobi woestijn (foto)
nog verdere stukken ontdekt, die echter niet allemaal uit baksteentjes bestaat zoals het geval is bij Beijing, maar uit grotere blokken. De lokale commercie haalt een beetje van de feestvreugde af, maar een stukje klimmen en dalen op dit geweldige bouwwerk, die van bergtop naar bergtop gaat, laat toch een diepe indruk achter.
De muur is trouwens niet een lange muur, maar bestaat uit een aantal muren, op sommige plekken met open stukken erin. Daardoor weet je precies waar de vijand vandaan zal komen. De muur is niet alleen aangelegd ter verdediging, maar ook om van het overschot aan soldaten af te komen. In de tijd van de eerste keizer kwam er eindelijk vrede tussen de zeven staten, en een miljoenenleger was niet meer nodig. Wat moet je er dan mee? De bouw van de muur, en de erbarmelijke omstandigheden tijdens de bouw, decimeerden het arbeidsoverschot volgens planning. Die planning was trouwens ongelooflijk. De architect / generaal die een belangrijke poort en garnizoensstad bouwde, bestelde een hoeveelheid bakstenen. Experts raadden aan om wat meer stenen te bestellen, omdat er altijd wel wat afvalt of verkeerd is ingeschat. Hij bestelde 1 steen extra. Toen de garnizoensstad klaar was, hield de architect inderdaad 1 steen over, die hij pontificaal boven de poort liet inmetselen.
Na Beijing ben ik naar Hohhot
(spreek uit goggot) gevlogen, de hoofdstad van Binnen-Mongolië. Dat bleek meer een provinciaal stadje met heel weinig echte mongolen (zie hiernaast). De Han Chinezen zijn erg bedreven in “outnumbering”.
De mongolen hebben trouwens een prachtig schrift, dat er uitziet als duizendpoten die een handstand maken en jongleren tegelijkertijd. Na Hohhot met de trein door de Gobi woestijn, naar Lanzhou.
Naar Boven