Ik ben maar een keer in China geweest, drie maanden, als onderdeel van een reis van een half jaar, van Indonesië, Singapore, Maleisië, Thailand, Hongkong, China en Pakistan.
Dan met de trein naar Guangzhou (Kanton). Ik ging naar het eerste de beste dure hotel, om geld te wisselen. Als buitenlander krijg je geen echt geld (renminbi), maar Foreign Exchange Currency, tegen dezelfde koers. Chinezen zijn er dol op, want alleen met FEC kun je buitenlandse artikelen kopen in speciale winkels. In dorpjes hebben ze er echter nog nooit van gehoord. Op de straat kun je FEC tegen 1.4 illegaal wisselen tegen renminbi, en ik ben er trots op dat ik deze koers heb afgedwongen. Geen andere toerist die ik tegenkwam is boven 1.35 gekomen. Maar weer even terug naar dit dure hotel. Een kamer kostte daar 60 gulden, dus een stuk goedkoper dan Hongkong. Erg groot, heel schoon, marmeren bad, vijf sterren en ik was verkocht.
In dit hotel ga ik naar het restaurant, en verbaas me over de lage prijzen. Dat was trouwens het enige wat ik van het menu kon ontcijferen, want de gerechten waren beschreven in het kantonees. Ik bestel iets wat rechtsonder op het menu staat, een wat duurder hapje. Even later krijg ik het geserveerd, en een wat rijke dame naast me probeert haar engels tegen mij: ah, mister like pork intestine. Nou, niet echt. Zij en haar man helpen me mee een wat meer verantwoorde keuze te maken. Rundvlees met mie en broccoli. De broccoli is niet in stronkjes gesneden zoals bij ons, maar overlangs losgetrokken, zodat je lange slierten van dat stammetje hebt. De buurman gaat gelukkig even naar de wc, zodat hij mijn chopstick pogingen niet kan zien. De dame heeft medelijden, en legt me uit dat je met de chopsticks je sliertjes pakt, en die zachtjes op het porceleinen (staande) lepeltje laat glijden. Dan vouwt de broccoli vanzelf tot een bolletje, die je dan makkelijk kan pakken met de chopsticks. Aha. Dat lukt inderdaad prima. Niet snel, maar wel succes verzekerd. (ik dacht altijd dat die rare lepeltjes die je in chinese restaurants ziet, bedoeld waren om soep mee te lepelen. Nee dus.) Dan komt de buurman terug, en begint te eten op zijn italiaans. Het beginnetje van de broccoli tussen zijn tanden, en dan goed zuigen. De buurvrouw geneert zich een beetje, hoewel het schaamrood op haar wangen goed wordt gemaskeerd door een geweldige lading opmaak-poeder.
Wat later ga ik naar Guilin, beroemd om zijn kars-gebergte die zo vaak is afgebeeld op chinese tekeningen en schilderijen (zie hiernaast). Een paar backpackers raden me Yangshuo (foto)
aan, veel minder toeristisch en veel mooier. Ze hebben absoluut gelijk. Het bevalt me hier zo goed dat ik hier bijna twee weken blijf. Ik huur een fiets en toer heerlijk rond van berg naar berg en van dorp naar dorp, terwijl een kleermaker in Yangshuo twee broeken voor me maakt. Ik kan kiezen uit landmacht groen en luchtmacht blauw. Ik koos voor allebei.
De restaurant eigenaar wil graag engels leren (zoals vele chinezen die commercie begrijpen). Ik babbel wat over thee, en vraag hoe je dat schrijft. Hij zegt ´cha´ en tekent een karakter. Ik pak een groter papiertje en laat het hem opnieuw schrijven, ik schrijf er ´cha´ bij, en daarna ´thee´ Hetzelfde voor koffie, mie, champignons, rundvlees, noedels, groente, ham, gebakken eitje etc.etc.etc. Dit belangrijke document heb ik in heel China op mijn hart gedragen. Af en toe eet ik gekke dingen op goed geluk, maar soms moet je toch echt flink eten. Ik heb dan geen menu nodig, die geven ze je in China zowiezo niet uit gebrek aan klantgerichtheid, ik eet a-la-carte van mij eigen carte. Gewoon aanwijzen op mijn eigen menu wat ik wil eten of drinken. You mei you erge pizioe? (hebt u of hebt u geen twee bier?) Altijd op deze manier vragen, daarmee voorkom je dat de restaurant eigenaar zijn gezicht verliest als hij iets niet heeft wat jij wel verwacht had. Hebt u of hebt u niet dit, hebt u of hebt u niet dat, en uiteindelijk krijg ik een lekker (maar wel voorspelbaar) gerecht. Iedere streek geeft er toch weer een eigen karakter aan. Gloeiend pikant in Shishuan, lafjes in Beijing.
In omringende dorpjes voel ik me een echte beroemdheid (foto)
. Er komen hier niet veel toeristen. Hier leer ik met handen en voeten spreken. Zonder enige haast, onder het genot van erg lekkere thee, in gebarentaal praten. Je ziet de chinezen weifelen, moeten ze dan net zulke gekke bewegingen maken met hun handen als ik? Maar nieuwsgierigheid (wederzijds) overkomt vaak deze drempel. In grote steden lukt dit minder, maar daar tegenover vindt je daar ook vaker chinezen die engels spreken tot een bepaald niveau. Ik kwam trouwens een chinese leraar engels tegen die in nederland op niveau 8 van de lagere school zeker onvoldoende zou scoren voor zijn engels. Maar het blijft lachen. Ze schaamde zich niet eens, maar bleef lachen.
Chinezen hebben voor werkelijk alles een eigen type lachje. Een “wat een mooie dag he?” lachje, een “vandaag niet” lachje, een “ja, dat doet vast veel pijn” lachje, een “nee, niet voor jou” lachje, een “dit is inderdaad veel te duur” lachje. Het blijft lachen in China.
In Yangshuo zag ik nog een oude vrouw, met een lange stok schuin over haar schouder, met daaraan platte manden met fruit (foto)
. Een voorbijganger stootte haar uit balans, en alle fruit rolde over de grond. Niemand hielp de oude vrouw, iedereen lag dubbel van het lachen.
Veel later, in Xi´an, beklim ik een klokketoren. Daar hing inderdaad een grote klok, met een ongebruikelijke vorm. Ik bukte, en keek er onder in, om te zien of zo´n ding ook een klepel had. Nee. Een chinees zag me kijken, en ging ook even bukken. Na zijn inspectie van de klepel hoorde ik een duidelijke boing, in F-mineur. De chinees kwam weer rechtop, en wreef met zijn hand over zijn pijnlijke achterhoofd. Uit wraak voor die oude vrouw in Yangshuo, ben ik hard gaan lachen, hoewel leedvermaak bij onschuldigen normaal niet mijn smaak is. De chinees werd niet boos, maar trok een pijnlijk gezicht met toch een soort glimlach. Zoals ik zei, het blijft lachen in China.
Na Yangshuo doorgereisd naar Kunming
Naar Boven