Ik ben maar een keer in China geweest, drie maanden, als onderdeel van een reis van een half jaar, van Indonesië, Singapore, Maleisië, Thailand, Hongkong, China en Pakistan.
Radio
Anekdote
Van Urumqi (op zijn Han-chinees Wurumushi) moest ik vliegen naar Kashgar (foto), de Chinese hoofdstad van de zijderoute van XiŽan naar Istanbul. Door etnische onlusten waren er recent tweehonderd Han chinezen omgekomen. Hoeveel moslims weet niemand.
De toeristen die meevlogen werden behandeld als een pack, een reisgezelschap, en we kregen een Han chinese reisleider toegewezen. Deze moest ervoor zorgen dat we bij elkaar bleven, en niet met mensen op straat gingen praten. Dat laatste ging vanzelf. Zodra de lokale bevolking onze reisleider zag, de enige met een Rayban zonnebril, en een bontjas terwijl het toch snel 40 graden is, waren contacten uitgesloten. Zijn hulpje was een minkukel die zelfs verdwaalt als je hem erop uitstuurt een ober te vinden in een restaurant.
Kashgar is een heel turkse stad (foto). De mensen spreken er ook een soort turks, en het schijnt dat de moderne turken af stammen van dit gedeelte van Azië, dat trouwens Turkmenistan heet, en grenst aan de russische republiek Turkmenistan. Na vroegere maandenlange reizen door Turkije ken ik een paar basale turkse woorden, zoals het tellen en basisbehoeftes zoals brood en bier. Samen met mijn ongelooflijk begrensde arabische woordenlijst maakte ik hier veel vrienden.
Ik ben geen kuddedier, en de reisleider was elke dag na een uurtje zijn kudde al kwijt. Het was trouwens sterk dat hij een mede-reiziger kon vertellen dat er een fax voor hem op het postkantoor lag. Hoe weet hij dat nou? En hoe kon hij nou vertellen dat alles ok was volgens de fax, terwijl die in het Nederlands was? Een rare snuiter. Hij verkocht trouwens ook kwaliteits plattegronden van Kashgar, wiens tekenaar ik later in Pakistan tegenkwam. Ik liet die tekenaar mijn kaart van Kashgar zien, en hij herkende het als zijn werk meteen, maar aan royalties had hij nog nooit iets ontvangen.
Kashgar is een geweldige stad. Eigenlijk zijn het er twee: het turkse Kashgar, en er tegen aan het Han-chinese Kashi. Veel beton in Kashi, veel hout in Kashgar. Žs Zondags is er markt
in Kashgar (zie hiernaast). ZoŽn explosie
van kleuren en geuren maak je niet vaak mee. De islamitische bevolking loopt er, in tegenstelling tot de in blauw gestoken Han,prachtig kleurrijk bij, De hoofddoeken van de vrouwen zijn van de kleurrijkste zijde gemaakt, sommige vrouwen hebben gewaden van een soort zijde-batik, in geel en zwart, met wat blauw en rood. Ik geloof dat dit Uyguren zijn, maar je komt hier naast Turkmenen
ook Tsjetsjenen en soms Kyrgiezen tegen.
Kasghar is altijd een handelspost geweest, en de tijd lijkt stil te staan. Paard-en-wagens, ezeltjes, onverharde wegen, kortom een zalig zooitje ongeregeld. Heel erg aardige mensen, en regelmatig waan ik me in achteraf plekken in Turkije.
Voor Peter, mijn beste vriend, koop ik een pocketversie van de KorŽan, en voor mezelf koop ik een oud arabisch geschrift. De datum kan ik lezen en terugrekenen, rond 1920. Zahra, de Iraanse ex van Peter, weet dit boek te ontcijferen als gedeeltelijk Arabisch, gedeeltelijk Farsi (een hoodtaal uit Iran) en gedeeltelijk een onbekende arabische variant. Het arabische en farsi gedeelte beslaan duidelijk een astrologische verhandeling, op welk moment het goed is aanschaffen te plegen, en zo. De KorŽan wordt onder de toonbank verkocht. Hoewel Kashgar een van de zeldzame
moskeeën
heeft met bomen (platanen) op het middenplein, is de han-chinese tolerantie voor islam minimaal.
Na Kashgar gaat het hele reisgezelschap dat onder deze "reisleider" valt, door naar Pakistan. Met een luxe busje gaan we richting de bergen aan de horizon: de Himalaya. Dat blijkt toch verder dan ik dacht, en aan de voet van de Himalaya overnachten we in Taxgurkan (zie hiernaast). Dit is een dorpje rond een geweldig kasteel, in een vruchtbare idyllische vlakte. Van een afstand is het kasteel overweldigend, van dichtbij herken je echt helemaal niets in deze verzameling rommel. De reisleider weet hier contact met de locals zorgvuldig te vermijden, en dan blijft er weinig over.
De volgende dag gaan we verder
naar de grens met Pakistan. ZoŽn tweehonderd kilometer voor de echte grens is de chinese douanepost (foto). Ik koop nog snel een paar flessen sterke drank, want kun je anders doen met renminbi die nergens buiten China waarde heeft. Misschien niet het beste plan, sinds Pakistan absoluut drooggelegd is.
Na China ging ik met een busje dwars
door de Himalaya, over de Karakoram "Highway" via de Khunjerab pas (4780 mtr, de hoogste grensovergang ter wereld) (zie hiernaast) naar Pakistan.
UPDATE: Sinds mei 2009 is China bezig het oude Kasgar af te breken, en er een moderne Han-provinciestad van te maken, waarschijnlijk zonder de Uygurs waarvan men denkt dat ze Al Qaida of Taliban connecties hebben.Als je nog iets van Kasghar wilt zien, moet je snel zijn :-(
Zie het oorspronkelijke artikel in Artinfo of een uitgebreid verslag in de New York Times
Naar Boven