Ik ben nog maar 1 keer in Brazilië geweest, gedurende een week, in 1992 als onderdeel van een reis door Bolivia, Brazilië en Paraguay. Ik zal dus niet zeggen dat ik Brazilië wel ken.
Met vier anderen naar de Pantanal gegaan, nadat we eerst de benodigde levensmiddelen insloegen: veel drinkwater, brood, spaghetti, eitjes, en de lokale sterke drank aguadiente. Dit op advies van de reisgids (South America on a shoestring), als cadeautje voor de gids en de chauffeur.
Het was een mooie tocht naar de Pantanal. Geleidelijk worden de weilanden ruiger, meer bosjes, minder koeien en meer alligators. Op het laatst over het enorme landgoed van een boer, en tenslotte nog een heel stuk laverend om struiken en bossen. We kwamen aan bij de bocht van een riviertje, op een heel idyllische plek. De gids en chauffeur bonden de toppen van twee jonge boompjes tegen elkaar, we gooiden er een flinke lap landbouwplastic overheen en noemden het onze tent. De gids en chauffeur sliepen in de jeep, waarschijnlijk omdat ze een hekel hadden aan alligators op stap in de nacht.
De volgende ochtend werden we ruw uit bed getrommeld. Na een simpel ontbijt stonden we klaar, en kregen de instructie door het riviertje naar de overkant te steken. We deden allemaal onze schoenen en kleren uit behalve de zwembroek, en deden die in plastic zakken, samen met de camera, om naar de overkant te zwemmen. Het water was diepbruin, pislauw en twee meter diep. Dat laatste weet ik zeker, want ik kom lopend oversteken met mijn plastic zak boven mijn hoofd, behalve juist in het midden van het riviertje. Aan de overkant afdrogen en weer aankleden. De gids was van het type ongeduldig. We liepen regelmatig door iets dat er door de begroeiing uitzag als land, maar het toch niet echt was. Erg zompig, en mijn hoge legerschoenen maakten soms water. Dat wordt blaren. Andere keren liepen we tussen bomen, wat me soms deed denken aan die door muggen godvergeten beladen rubberplantage in Maleisië. In de verte hoorden we brulapen, en vlakbij zat een neusbeertje. Zijn mama riep hem, maar onze gids was sneller. We hebben leuke foto´s gemaakt van het kleine beertje, en toen de gids het beertje een beetje kneep kwam ook zijn mama voor de lens. Wat is de natuur toch wreed.
Rond het vijfde riviertje namen we niet eens meer de moeite schoenen en kleren uit te doen bij het oversteken. Gewoon met kleren en al doorlopen in het lauwwarme water. Opeens zagen we in het water een kudde capibara´s, het grootste knaagdier met een soort cavia-kop, een bever-lijf en pootjes als een varkentje. Schuwe dieren. Verderop ving de gids een gordeldier, waar ze ook charango´s (een soort ukelele, een snaarinstrument) van maken. Het arme dier zat dik onder de vlooien. Schijnen ze allemaal te hebben. Daarna liepen we door een open stuk met prachtige ibissen, met zo´n rode halsband.
In de avond kwamen we terug in het kampement. De chauffeur had lekkere spaghetti gemaakt. De zon ging langzaam onder en we boden de gids en chauffeur onze aguadiente aan. De gids ging er meteen opuit om uit de struiken limoentjes (zure citroentjes) te plukken, en de chauffeur toonde ons trots zijn geheim. Zijn jeep had helemaal niets aan luxe, zoals airco of autogordels, maar wel een miniatuur dwerg pygmee mini-koelkastje, die alleen gevuld was met ijsklontjes. Die kwamen geweldig goed van pas in de cocktail die de gids bereidde: 1 deel aguadiente, 0 delen water, schepje suiker, schijfje limoen fijnknijpen, ander schijfje op de rand, en dan genieten.
Nou moet je je voorstellen: Een dieprode zonsondergang in een bosrijke omgeving, bij een lieflijk riviertje. Warm en vochtig. Links in de bossen roepen enkele brulapen om aandacht. Rechts in de verte antwoordt een grote kolonie brulapen de roep van de eerste. Er ritselt iets bij je voeten, en regelmatig hoor je het hoge gezoem van een panische mug die de weg kwijt is in je gehoorgang. Terwijl een zweetdruppeltje langs je slapen omlaag kruipt, neem je een verkoelende slok aguadiente met die verrassende tropische afdronk. Terwijl de muggen je lekprikken, vul je het verlies aan met nóg een glas. Na een paar glazen merk je die muggen niet eens meer. This is life.
De volgende dag heb ik mijn kleren nog maar wat langer in de zon laten drogen, want een flinke alligator (jacaré, Caiman crocodylus) rustte tussen onze tent en de boom met mijn kleren, 15 meter verderop. Volgens de gids was er geen reden tot paniek, hij had geen honger, anders was hij de tent wel binnen gegaan. Dat zou inderdaad makkelijk kunnen, want deze landbouwplastic tent had geen rits of zo om hem af te sluiten. Ik was niet de enige die het ontbijt genoot in zijn ondergoed, op enige afstand van het kampement.
De gids bood ons aan te gaan vissen. Hij had vislijnen met vijf haakjes per lijn, die hij aan stokken bond. Wat slachtafval uit de jeep aan enkele van deze haakjes, en in het riviertje ermee. Binnen dertig seconden had ik beet. Op aanraden van de gids eerst een goeie ruk aan het stokje, en dan omhoog. Er zaten drie vissen aan, eentje aan een haakje waar niet eens vlees aan had gezeten. De gids gaf elke vis een heel harde mep met een zware tak, en zei uit de buurt te blijven. Piranha´s (S. spilopleura) kunnen zelfs als ze dood zijn nog gemene spastische stuipen hebben, en nemen met hun imposante rij flitsende bijtende tanden zo nog een vinger mee. Het vissen ging heel voorspoedig, na een half uur hadden we er wel honderd. Het riviertje, waar we de vorige dag zo naïef doorheen liepen, bleek te sterven van de piranha´s. De chauffeur wist er een goede lunch mee te maken. Piranha heeft erg dikke graten die gemakkelijk te verwijderen zijn. Het vlees is heel wit met weinig smaak, maar met wat peper en limoen goed binnen te houden. Het zijn vissen van zo´n dertig centimeter lang, en zo´n tien centimeter hoog. Ze hebben geen grote bek, maar wel een die tjokvol vlijmscherpe tanden zit. Heel agressief, ze geven niet op, zelfs niet vlak nadat ze dood zijn. Flapflapflap op de grond, en voortdurend klapklap met hun bek. We hadden na de lunch nog zeker vijftig piranha´s over. De gids gooide ze in het water en vroeg ons te wachten. We dachten natuurlijk een wild spektakel met bloeddorstige piranha´s te zien, maar dat was niet zo. Langzaam gleden twee lange donkere alligators uit het niets op de buit af. Hap smak en weg. Een jonkie bleef achter, en nadat de gids me verzekerd had dat mama niet in de buurt was, ging ik op veilige afstand het water in, zie foto.
Na de lunch gingen we weer op pad. We besloten op het droge te blijven en geen warme bruine riviertjes meer over te steken, omdat onze kleren dan zo langzaam droogden ;-) De gids was vol begrip. We sopten door drassige velden naar kolonies met prachtige vogels. Nog veel meer ibissen, aalscholvers, reigers en ooievaars.
Midden in een meertje stond een grote boom, in volle bloei. Dichterbij bleek het niet om een Magnolia te gaan, maar om een gewone boom tjokvol ooievaars. De boom was echt vol met ooievaars, allemaal op snavelafstand van elkaar. Telkens als een ooievaar het geruzie opgaf, kwamen er een paar anderen om zijn plaats in te nemen. Heel veel geknok, waar in de buurt nog minstens honderd andere, net zo mooie bomen waren, zonder een enkele ooievaar. Die boom had iets, wat ik niet begreep.