Centraal Bolivia

<< >> To English page


Ik ben nu vier keer in Bolivia geweest, een keer gedurende 6 weken, in 1992 als onderdeel van een reis door Bolivia, een puntje van Brazilië en Paraguay, de tweede keer vier weken in 1993, om daar te trouwen met mijn Boliviaanse vrouw, de derde keer weer vier weken, in 1999, om mijn pasgeboren zoontje aan de Boliviaanse schoonfamilie te tonen en de vierde keer weer vier weken, om ook met mijn tweede kind te pronken.

Muziek


Anekdote

Sucre is een heel leuk stadje, de kleinste hoofdstad van een land die ik ooit gezien heb (foto). La Paz is natuurlijk de officieuze hoofdstad. Wij hebben hetzelfde met Den Haag en Amsterdam. Sucre is heel schoon, netjes wit geschilderd, en rustig. Geen brede verstopte snelwegen maar gewoon heerlijk kalm. Er is ook niet bijster veel te zien, behalve een paar highlights zoals het parlementsgebouw, het Monasterio y Museo de la Recoleta en een kathedraal. Ook het centrale plein ademt een rust uit, behalve als de studenten (Sucre is ook een universiteitsstad) op vrijdagavond ballonnetjes met water naar de meisjes en toeristen gooien.


Als hoofdstad was Sucre natuurlijk ook ideaal om mijn toeristenvisum te verlengen. Ik had wat vertraging opgelopen, omdat ik zolang met die Boliviaanse familie had opgetrokken. Ik zou nog drie extra dagen nodig hebben, en in dit lieflijke kleine warme stadje tussen de heuvels zocht ik het consulaat. Daar zaten een paar echte bullebakken. Ze bekeken mijn paspoort en zagen geen probleem. Die extra dagen kon ik gratis verlengen. Mooi. Maar ik moest nog wel airport tax betalen. Dat is raar, want ik vertelde dat ik met de bus naar Santa Cruz de la Sierra zou gaan, en vandaar met de trein naar Puerto Suarez op de grens. Vandaar met een taxi naar Corumbá in Brazilië. Het is me niet gelukt deze geldwolven het verschil uit te leggen tussen een trein en een vliegtuig. Corruptie.
Daarna heb ik de markt in Tarabuco, bij Sucre, bekeken. Heel leuk en origineel, maar toch begint toeristencommercie op te rukken


Potosi is een bijzonder stadje met veel cultuur. Het ligt op 4 kilometer hoogte, en warm is anders. Het is gezellig rommelig, met kleine smalle straatjes en doordrenkt met historie. Deze start met een nabijgelegen berg, de Cerro Rico (rijke berg), die overal in de stad te zien is. Dit was de rijkste zilvermijn op aarde. In zijn hoogtijdagen was Potosi de grootste stad op het westelijk halfrond, zelfs groter dan Parijs, vanwege dat zilver. De Spanjaarden hadden ontdekt dat de Inca's hier hun zilver vandaan haalden, en hebben de Inca's meteen als slaven tewerkgesteld. Er wordt gezegd dat er zoveel zilver uit de mijn gehaald is, dat men een zilveren brug zou kunnen maken tussen Zuid-Amerika en Spanje. Dat lijkt me wat overdreven, maar het is wel een feit dat Spanje in die tijd zoveel zilver had dat de wereldprijs van zilver ineenstortte, en alle andere landen de facto failliet maakte.
Om ook hun eigen economie niet om zeep te helpen werd een vaste zilverprijs afgesproken. Vele konvooien van schepen beladen met zilver voeren op Spanje. Onze nationale held Piet Hein, door Spanjaarden steevast aangeduid als zeerover, heeft slechts 1 konvooi overvallen en de lading bedroeg het toentijdse nationale product van de Nederlanden over twee jaar.

Ook Nederlandse schepen zijn gebruikt om meer slaven aan te voeren, vanuit Afrika. De honger naar zilver bracht een enorme vraag naar arbeid met zich mee, en zes miljoen mijnwerkers zijn in de jaren omgekomen in de mijnen van Potosi. Een groep zwarte slaven ontsnapte naar de noordelijke Yungas, waar ze heden ten dage nog wonen in arme gemeenschappen rond Coroico.

Uit respect voor dit leed is een bezoek aan de mijnen verplicht. Lokale gidsen verzamelen toeristen op een veel te vroeg tijdstip, als je de avond ervoor heerlijke Pico Macho gegeten hebt, rijkelijk bevloeid met Pacena bier. De gids vertelt de achtergrond, geeft valhelmen en leidt de club naar de markt om geschenken voor de mijnwerkers te kopen.


De mijnwerkers zijn te verdelen in twee soorten: de relatief goed geoutilleerde overheids-mijnwerkers, en de straatarme zelfstandige mijnwerkers. Een truck brengt de mijnwerkers en ons naar een hoog punt op de berg. Via een klein donker gat naar binnen. De mijnwerkers moeten uren lopen, klauteren en klimmen om bij de muur te komen waar ze het op gemunt hebben. Met een grote hamer en een beitel slaan ze gaten in de muur, waar dan dynamietstaven in gaan. Dan slaat men met de hamer drie keer op de muur, om eventuele mijnwerkers aan de andere kant van de muur te waarschuwen. Dan rennen de mijnwerkers hard weg, omdat de lonten doorgaans veel te kort zijn. Men economiseert, waarom zou je een goede lont gebruiken als je er ook twee kleintjes van kan maken. Dan sjouwt men de puin naar de dichtsbijzijnde lorry, en duwt die omhoog want er zijn hier geen treintjes.
Omlaag gaan kost uren, het karretje omhoog een halve dag, dus men blijft drie dagen in de mijn. In die tijd is er niets te eten, want alles hier is giftig. De wanden zijn bedekt met zwavelzuur, asbest, arsenicum en lood, bij zo'n vijftig graden. De mijnwerkers nemen alleen coca-blaadjes. Die verminderen de honger, vermoeidheid en pijn, zodat men drie dagen achter elkaar kan werken. Daarom brachten we zakken coca-blaadjes, lonten en dynamiet mee als kadootjes.

Aan de voet van de berg ligt de plaats waar de erts op het oog wordt gescheiden naar kwaliteit. Aan de hand daarvan krijgen de mijnwerkers hun geld, wat niet genoeg is om van te leven, maar teveel om van dood te gaan.

Je ziet geen mijnwerkers boven de veertig, hoewel veel mijnwerkers eruit zien alsof ze veel ouder zijn. Als je begint te werken in de mijnen, dan weet je dat je binnen twintig jaar dood gaat aan asbestosis, of zware metaal vergiftiging. Je weet natuurlijk ook dat je gezin omkomt van de honger als je niet gaat werken in de mijn.

Soms gaan de mijnwerkers na gedane arbeid rechtstreeks naar de kroeg en de hoeren, voordat ze naar huis gaan. In hun speciale geval heb ikdaar alle begrip voor.


Naar Boven

Kaart van Bolivia
Mijn Google Maps van Zuid Amerika
Compleet foto-album van Bolivia

Naar Homepagina



Geschiedenis


Pre-Columbiaanse periode

Aangenomen wordt dat de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent, de indianen, tienduizenden jaren geleden vanuit Azië overstaken naar Amerika. Nog eens duizenden jaren later was het hele Amerikaanse continent bewoond. Ook neemt men aan dat er ook nog andere volken naar Amerika kwamen. Opvallend in dat verband zijn de overeenkomsten tussen de Andestalen Aymará en Quechua en het Polynesisch. Ook uiterlijk zijn er duidelijke overeenkomsten. Menselijke bewoning in de Andes dateert al minstens van 13.000 voor Chr., o.a. de Vizcachani-cultuur. Deze nomadisch levende stammen gingen pas vanaf 6000 voor Chr. over op landbouw en veeteelt. Van de levenswijze van deze oude culturen is verder weinig bekend. Deze hele periode tot ongeveer 3000 voor Chr. wordt ook wel de prekeramische periode genoemd.
De keramische periode duurde van 3000 voor Chr. tot ongeveer 1500 na Chr. Van deze periode is veel meer bekend geworden door met symbolen en decoraties beschilderde potten, vazen maar ook mooie weefkunst vertelt veel over de geschiedenis van de verschillende culturen. De belangrijkste cultuur in Bolivia uit die tijd is de Tiwanaku- cultuur geweest. Deze cultuur kenmerkte zich door de voor die tijd al zeer gespecialiseerde landbouwmethodes die overvloedig voedsel opleverden. Dit is waarschijnlijk ook een van de redenen dat deze machtige cultuur zolang toonaangevend bleef in deze regio. De plotselinge verdwijning van deze cultuur in het begin van de 12e eeuw is tot op de dag van vandaag een raadsel, maar had waarschijnlijk te maken met klimatologische omstandigheden. Er bestonden nog enkele andere, kleinere culturen in het toenmalige Bolivia waaronder de Beni in de tropische laagvlakte, de Kolla cultuur rond het Titicaca-meer, de Wankarani en Chiripa. De Wankarani hebben vierkante graftorens nagelaten en de Kolla gigantische ronde graftorens.


Het Inca-rijk

Vanuit de hoofdstad Cusco in Peru kwam Bolivia onder het gezag van de Inca’s (1200-1500 na Chr.). De taal van de Inca’s, het Quechua, moest door elke onderdaan gesproken worden en is nu nog steeds één van de officiële talen van Bolivia. Het Inca-rijk was verdeeld in vier gebieden waarvan Collasuyo een groot deel van Peru, geheel Chili, een stukje Noord-Argentinië en het huidige Bolivia omvatte. De Inca’s legden wegen aan en bouwden aquaducten, terrassen, forten en tempels. Ook ontstonden er grote steden in de vlaktes. Uiteindelijk waren 43 verschillende volken Inca-onderdanen geworden. De Inca-bezetting van Bolivia zou uiteindelijk maar 70 à 80 jaar duren. Rond 1520 brokkelde het Inca- rijk langzaam af door o.a. interne conflicten.


Spaanse veroveraars (conquistadores)

In 1532 kwam een expeditie onder leiding van de Spanjaard Francisco Pizarro (vermoord in 1538) aan de noordkust van Peru aan wal. De laatste Inca-vorst Atahualpa werd gedood en betrekkelijk snel werden grote delen van het Zuid- Amerikaanse continent veroverd. Bolivia heette toen nog Alto-Perú (Opper-Peru) en werd bij het onderkoningschap Peru gevoegd. Op en rond de hoogvlakte weren steden gesticht en nog later werd ook het tropisch laagland gekoloniseerd. Na de ontdekking van zilvervoorraden werd in 1545 de stad Potosí gesticht die al snel uitgroeide tot de grootste en rijkste stad van de Nieuwe Wereld (Noord- en Zuid-Amerika) met 200.000 inwoners. Het werd door de Spanjaarden “La ville imperia”, de keizerlijke stad genoemd.
Het encomienda-systeem werd door de Spanjaarden toegepast. Dit betekende dat de conquistadores land dat veroverd werd zoveel als ze konden, mochten exploiteren. De opbrengsten werden gedeeld tussen de conquistadores en de Spaanse Kroon. Een andere voorwaarde was dat de indiaanse bevolking tot het christendom bekeerd moest worden. De indianen werden o.a. in de mijnen tewerkgesteld en moesten onder afschuwelijke omstandigheden hun werk doen. Tegen het einde van de zestiende eeuw liep de indiaanse bevolking al schrikbarend terug; miljoenen indianen vonden de dood door de dwangarbeid. Door de werkomstandigheden in de mijnen maar ook door het uitbreken van door de Europeanen meegebrachte besmettelijke ziektes, was de indiaanse bevolking rond 1650 bijna gehalveerd tot een half miljoen personen.
Door het tekort aan arbeidskrachten werd er al snel op grote schaal slaven uit Afrika geïmporteerd. Monniken van de Jezuïetenorde, en later de Franciscanen, hielden zich de eerste 200 jaar bezig met het bekeren van de indianen tot het christendom. In de loop der eeuwen vermengde zich het rooms-katholieke geloof met de traditionele rituelen en gebruiken. In 1548 werd La Paz gesticht en nog wat later steden als Cochabamba en Oruro. Na vijandige acties van indianen in het oosten en noordoosten werd er voor het eerst door de Spanjaarden rond 1560 enige vorm van zelfbestuur toegestaan.
De 18e eeuw werd gekenmerkt door een toenemend verzet van de indianen tegen de Spaanse overheersing. Zo leidde in 1780 Tupac Amaru een opstand van de Quechua en de Amayá tegen de koloniale regering. Ze werden echter verslagen en hun leiders werden vermoord. Tupac Katani belegerde La Paz later zelfs twee keer, maar ook hij werd uiteindelijk gedood. Toch zou het niet lang meer duren voordat Bolivia onafhankelijk werd.

Bolivia onafhankelijk

De macht van de Spanjaarden in Europa en dus ook in Zuid-Amerika brokkelde af doordat Napoleon Spanje binnenviel. Onder de criollo’s, de blanke Zuid- Amerikanen ontstonden al snel verschillende groepen van personen die zich voor de onafhankelijkheid uitspraken o.a. doordat de Spanjaarden de belangen van het moederland steeds voorop stelden. De belangrijkste was Símon Bolívar (1783- 1830) die samen met zijn maarschalken José de Sucre en José San Martín vanaf 1810 met zijn militaire leger bijna alle Spaanse kolonies bevrijdde. In april 1825 versloeg Sucre de Spanjaarden in Opper-Peru bij de slag van Tumusla en op 6 augustus 1825 werd de onafhankelijkheid van de “República de Bolívar” uitgeroepen, de naam uiteraard als eerbetoon aan de vrijheidsstrijder Bolívar. Later zou de naam Bolívar in Bolivia veranderen.
Bolívar en Sucre waren de eerste twee presidenten van Bolivia. Vele presidenten en regeringen zouden hen opvolgen in dit politiek onrustige land. Tussen 1825 en 1994 vonden er 194 regeringswisselingen plaats; meer dan de helft daarvan waren militaire regeringen (dictaturen) terwijl ook de rooms-katholieke kerk een grote rol speelde in de binnenlandse politieke aangelegenheden. Ook heeft Bolivia sinds 1825 16 verschillende grondwetten gekend. De mijnen en de gemeenschappelijke landbouwbedrijven kwamen in handen van de blanken waardoor de indiaanse boeren en mijnwerkers als slaven behandeld werden.


Bolivia verliest veel grondgebied aan buurlanden

Opmerkelijk in de geschiedenis van Bolivia is het verlies van veel grondgebied aan de buurlanden. Sinds de onafhankelijkheid in 1825 is de oppervlakte van Bolivia ongeveer gehalveerd. Zo had Bolivia samen met Peru tot 1884 een groot stuk grondgebied in het noorden van het huidige Chili. Belangrijk voor Bolivia dat het stuk land grensde aan de Stille Oceaan. Beide landen raakten van 1879 tot 1884 in oorlog met Chili en verloren uiteindelijk het gebied aan de Chilenen. Deze oorlog wordt de “salpeteroorlog” genoemd omdat er ook gestreden werd om de rechten op het winnen van zout en koper in het kustgebied. Vanaf die tijd heeft Bolivia geen open verbinding meer met de oceaan. Bolivia mocht nog wel een spoorlijn aanleggen die van La Paz naar de havenplaats Arica liep, waar Bolivia tegen betaling gebruik van kon maken.

Brazilië annexeerde rond de eeuwwisseling in het noorden van Bolivia de rubberstreken van Acre. Ook hier kreeg Bolivia als genoegdoening het recht om een spoorlijn aan te leggen, van Riberalta in Bolivia naar Rio Madeira. Onder het bewind van de presidenten Pando (1899-1904), Montes (1904- 1909 en 1913- 1917) en Villazon (1909-1913) beleefde het land een economische opbloei, doordat de grondstoffen rubber en tin gedurende de Eerste Wereldoorlog op de wereldmarkten hoge prijzen noteerden. In 1917 verbrak Bolivia de betrekkingen met Duitsland, maar het nam niet actief deel aan de oorlog.

Tussen 1928 en 1935 woedden de Chaco-oorlogen tussen Bolivia en Paraguay. Men vermoedde olie in het noorden van Paraguay (Gran Chaco). De oliemaatschappijen Standard Oil Company(Bolivia) en Shell (Paraguay) speelde een grote rol in deze oorlog om concessies. Tienduizenden Bolivianen werden gedood, en het navrante was dat er nooit aardolie in de Gran Chaco gevonden is. De armoede onder de bevolking nam na dit echec toe en er werden nieuwe politieke partijen en vakbonden opgericht. De petroleumindustrie was in die tijd bijna geheel in handen van de Standard Oil Company en de tinmijnen in handen van drie families (Hochschild, Patiño en Aramays). Tot grote economische ontwikkeling of sociale vooruitgang leidde dit echter niet. Eind jaren twintig moest jaarlijks meer dan de helft van het nationale inkomen worden besteed aan het terugbetalen van schulden. Dit leidde in 1936 tot een revolutie.


Burgeroorlogen, conflicten, stakingen, opstanden

President Toro probeerde een staatssocialisme in te voeren, maar hij stuitte op verzet van de in Bolivia aanwezige buitenlandse bedrijven. Een van zijn opvolgers, generaal Peñaranda werd in 1943 door nationalistische groeperingen ten val gebracht. Tijdens een opstand in juli 1946 werd de opvolger van Peñaranda, Villaroel, door een woedende volksmenigte vermoord. In januari 1947 werd de rechtse socialist Hertzog tot president gekozen. Zijn partij bezat in het parlement geen meerderheid en voortdurend probeerde de Nationalistische Revolutionaire Beweging de macht in handen te krijgen. Deze twisten ontaardden in 1949 in een burgeroorlog, maar door de steun van het leger wist Hertzog zich te handhaven. De opstand werd onderdrukt, maar door de felle kritiek op zijn beleid was Hertzog gedwongen af te treden.

Tijdens de revolutie van 1952 versloeg de nationale garde samen met de mijnwerkers het leger. De macht kwam in handen van Victor Paz Estenssoro. Het leger nam de macht echter in handen voordat hij zijn functie kon aanvaarden. Na een volksopstand van enkele dagen versloegen in april 1952 de volksmilities onder leiding van Hernán Siles Zuazo het leger. Estenssoro werd geïnstalleerd als president en voerde belangrijke sociaal-politieke hervormingen door en maakte een einde aan de macht van enkele machtige families door grote tinmijnen te nationaliseren. In 1952 werd ook het algemene stemrecht ingevoerd en het feodale systeem van grootgrondbezit werd afgeschaft. Alle boeren kregen wat land, maar deze versnippering leidde tot nog grotere armoede onder de boeren en een grotere trek naar de steden.

Bij de verkiezingen van 1956 behaalde de MNR een overweldigende meerderheid van stemmen; Siles Suazo werd president. Opstanden en stakingen waren gedurende zijn bewind aan de orde van de dag en vrijwel constant verkeerde het land in een noodtoestand. De verkiezingen van 1960 brachten Paz Estenssoro weer aan de macht. In 1963 raakte president Estenssoro in conflict met de vice-president, Lechín, die ook leider was van de mijnwerkersvakbond. Dit bracht hem het ongenoegen van de mijnwerkers op de hals. Ondanks de vele kritiek op zijn beleid werd Paz Estenssoro in mei 1964 herkozen als president, maar na een opstand van het leger werd de macht in handen genomen door de vice-president, generaal R. Barrientos Ortuño. Tijdens zijn regeringsperiode werd de bekende vrijheidsstrijder Ernesto Che Guevarra gevangengenomen en vermoord omdat men dacht dat hij een boerenopstand aan het voorbereiden was. Barrientos stierf in 1969 en werd opgevolgd door de opperbevelhebber van de strijdkrachten, Ovando.


Bolivia onder het juk van dictators

In 1971 volgde alweer een staatsgreep waarna generaal Hugo Banzer aan de macht bleef tot 1978. Tijdens zijn regime werden universiteiten gesloten, vakbonden en politieke partijen verboden en tienduizenden mensen zonder vorm van proces opgepakt. Van kerkelijke zijde werd geprotesteerd tegen het veelvuldig schenden van de mensenrechten in Bolivia. Het politieke verzet tegen Banzer kwam zowel van links als van rechts.

In juni 1974 gingen linkse officieren tot opstand over, waarop Banzer o.m. parlementsverkiezingen toezegde, die hij zelfs wettelijk liet vastleggen. Inmiddels was het duidelijk geworden dat Banzer geheel afhankelijk was geworden van de rechtse officieren: onder hun druk stelde hij ook de plannen voor verkiezingen voor een vijftal jaren uit. Na Banzer volgden een hele serie dictators (caudillos) met als dieptepunt generaal García Meza, wiens bewind gekenmerkt werd door martelingen, moorden, connecties met de drugshandel en uiteindelijk een praktisch failliet Bolivia.


De democratie keert terug

In 1982 werd de macht door de militairen aan een burgerregering onder leiding van Hernán Siles Zuazo overgedragen. Bolivia was op dat moment volledig failliet en de periode Zuazo werd dan ook gekenmerkt door een gigantisch geldontwaarding, veel sociale onrust, stakingen, hoge werkloosheid en een steeds groter wordende buitenlandse schuld. In 1984 bedroeg de inflatie gemiddeld 3% per uur!! Bolivia was op dat moment al een belangrijke cocaïneproducent maar in deze moeilijke tijden werd de lucratieve handel (in harde dollars) steeds belangrijker voor de economie van het land. Vanaf 1982 probeerden de Amerikanen in ruil voor economische hulp de cocaïnehandel in Bolivia onder controle te krijgen. Estenssoro won in 1985 opnieuw de verkiezingen en nam een aantal rigoureuze maatregelen om de economie weer wat op te krikken. Zo werden overheidsuitgaven gedecentraliseerd en zwaar verliesgevende staatsondernemingen gesloten of geprivatiseerd. Het gevolg was wel dat er vele mijnen gesloten werden en er tienduizenden mijnwerkers zonder werk kwamen te zitten. Ook de onverwachte ineenstorting van de wereldtinmarkt in 1985 kostte veel werknemers hun baan. Op dat moment leefde 90% van de bevolking onder de armoedegrens.

In 1989 werd vice- president Jaime Paz Zamora tot president gekozen. Hij regeerde samen in een coalitie met de ex-dictator Hugo Banzer, die vreemd genoeg tijdens zijn vorige bewind verantwoordelijk was voor een aanslag op linkse politici, waarbij Zamora ternauwernood aan de dood ontsnapte. In juli 1993 kreeg Bolivia van Peru tot het jaar 2091 via een concessie een smalle toegang tot de Grote Oceaan. In 1993 kwam de populaire Gonzalo Sánchez de Lozado aan de macht en hij ging een coalitie aan met Hugo Cardenas, een Aymará- indiaan van de indiaanse partij MRTKL, waardoor een gedeelte van de indiaanse bevolking rechtstreeks in het parlement was vertegenwoordigd. Zij voerden een economisch hervormingsprogramma, o.a. een zeer ambitieus privatiseringsprogramma, met daaraan verbonden vele sociale maatregelen (Plan de Todos), decentralisatie, onderwijshervormingen en grondwetswijzigingen. Ook zette men een programma op ter verbetering van de positie van de indiaanse bevolking, o.a. door tweetalig onderwijs toe te staan. Het lukte hem echter niet om nog een tweede termijn aan de regering te komen.

Op 6 augustus 1997 werd ex-dictator Hugo Banzer beëdigd als president. Hij trok vooral veel kiezers die hoopten dat met hem de economische groei uit de jaren ’70 weer zou terugkeren. Tegenstanders van Banzer waren mensenrechtenactivisten die vonden dat hij voor zijn verleden moest boeten. Zij waren ook bang dat het militarisme weer zou terugkomen. Een van zijn eerst daden leek dat te bevestigen: het vernietigen van cocavelden met behulp van het leger. Een van zijn beloftes in de verkiezingsstrijd was namelijk dat alle illegale cocavelden in vijf jaar tijd vernietigd zouden worden. In 1998 werd er meer dan 11.000 ha vernietigd. Verder profiteerde hij vooral van het hervormingsprogramma van zijn voorganger Sánchez de Lozado.

In april 2000 waren er gewelddadige protesten tegen de voorgenomen privatisering van de drinkwatervoorziening waardoor de prijs van water met 35% steeg. De situatie liep zodanig uit de hand dat de regering de noodtoestand liet uitroepen. Op 27 juli 2001 trad president Banzer vanwege gezondheidsproblemen af. Hij werd opgevolgd door vice-president Quiroga.

Na weken van sociale onrust, die 60-80 mensen het leven zou hebben gekost, trad president Sánchez de Lozada in oktober 2003 af. Als nieuwe president werd vice-president Carlos Mesa benoemd. Sánchez de Lozada week uit naar de Verenigde Staten, die hem altijd nadrukkelijk gesteund hadden.
President is sinds 22 januari 2006 de socialist Evo Morales. Hij is de eerste Boliviaanse leider van inheemse afkomst, en hij doet het erg goed.




Naar Boven
Naar Homepagina